Deze week gaf ik de voorzet voor een debat over cité-taal. Iedereen begon plots zijn mening te geven over hun tussentaal. Mensen vinden dat blijkbaar belangrijk, hun dialect, de taal die ze met hun streekgenoten spreken en die alleen door hun “begrepen” word. Met uitdrukkingen die typisch (hun geboortedorp zijn) en die in veel gevallen een kwartier verderop met paard en kar al niet meer begrepen worden.
Zelf kan dialect me gestolen worden. Ik heb van thuis uit nooit het plaatselijke dialect meegekregen vanwege een complot van mijn ouders. Ze vonden het nuttiger dat ik ABN leerde spreken, oftewel “Algemeen Beschaafd Nederlands”. Mocht dat u niets zeggen dan is dat het soort Nederlands dat op televisie niet ondertiteld moet worden om aan de andere kant van het land verstaan te worden door de eveneens Nederlands sprekende medemens.
Sommige mensen kunnen dat maar moeilijk geloven en vinden dat blijkbaar een gemis. Maar mijn ouders, of “ma en pa” mocht u enige vorm van dialect wensen te lezen in deze post, zagen het nut er niet van in. Gelijk hadden ze, want ik ben geboren en getogen buiten het Haspengauwse dorp waar ze opgegroeid zijn. Ik had dus niks aan mijn kennis van “keuj” en “pjaad” en “hoooooooond” tijdens mijn talrijke sociale activiteiten aldaar. Lees: op de kleuterschool. Waar ik sowieso mijn mond niet opentrok als groententuinproduct.
Naderhand verhuisden we dan nog verder weg van het boerendorp waarvan het culturele jaarlijkse hoogtepunt een avondmarkt is. Een avondmarkt waar je niets op kan kopen tenzij twee winkeliers per abuis een stand buitenzetten. Maar is het wel een avondmarkt? Ze noemen het een “bradderie” en ik heb geen idee wat de correct Nederlandse vertaling daarvan is. Het is alleszinds een evenement waar heel het dorp op afkomt en waar de lokale radio verslag doet van hoe er echt niks, maar dan ook niks gebeurt.
Maar goed, we verhuisden dus en we kwamen op een wijk terecht waar geen enkele Veredeld-Dorpenaar woont op onze straat. Er wonen hier mensen van die stad met een onterecht meerderwaardigheidscomplex waarbij elke zin geschreeuw lijkt te zijn, namelijk Antwerpen. “JOOOOOOOOOOOOOOOOOOOS. WA MOE GE HEMME OP UW FRITTE!” Er zijn ook wat buren uit naburige dorpen, uiteraard. Personen van buitenlandse afkomst. Maar echt mensen die Veredeld-Dorps spreken? Geen idee. Zoveel buren ken ik niet. Nee, ik ben niet van plan om de ganse straat af te doen om een wetenschappelijk verantwoorde poll af te nemen.
Ik spreek dus ook geen Veredeld-Dorps. Het zou echter te ver gaan om te beweren dat ik accentloos spreek. Ik ben geboren en getogen in de Groenste Provincie en dat is er aan te horen. Ik spreek wat “zingend” en er zijn die typische uitspraken van deze provincie, zoals “lange hamburger” of andere populaire Niet-ABN uitdrukkingen die over de provincie verspreid zijn. Dat is onvermijdelijk.
Persoonlijk heb ik gewoon niks met dialect. Ik zie de meerwaarde van zo’n plaatselijke tussentaal niet echt in. Wel is er één woord dat ik consequent gebruik, maar dat is eerder Vlaams dialect dan Groenste-Provinciaans.
Ge weet toch welk woord ik bedoel, hé? Ja, ik heb het dus over “Ge”. Voordat ge op uw achterste poten gaat staan moet ge uw oren even opentrekken. Ga maar eens het internet op en ge Googlet het maar een keer. En ja hoor, “Ge” is correct Nederlands in Vlaanderen. De eerlijkheid gebied mij wel te zeggen dat ik de uitdrukking niet gebruik tijdens het schrijven. Mijn ex-collega zou meteen last krijgen van lichaamsmotorstoornissen als hij dat las, vastgeroest in oudbollig Nederlands als hij was.
Ik schrijf dus geen “Ge” in teksten, tenzij ik schreeftaal aan het schrijven ben. Maar in spreektaal is dat wat anders. Daar klinkt “Je” verkeerd. Dat komt mijn mond uit en dan zeg ik “Waar zijt ge mee bezig, met uw je? Wie denkt ge dat ge zijt?” Ik gebruik dus quasi consequent “Ge” in spreektaal.
Dat wil zeggen dat ik dat uiteraard ook deed tijdens presentaties op school. Ook tijdens het vak Nederlands, want we moeten wel consequent blijven natuurlijk. Het was na zo’n presentatie dat ik doorkreeg dat ik altijd “ge” gebruikte. Ik werd ge-“ge”-shamed door een klasgenoot, namelijk. Na een presentatie mochten ze commentaar geven.
“Hij spreekt te stil.”
Dit is echt mijn maximum-volume. Als ge meer geluid uit mij wilt krijgen dat moet ge wachten op één van de momenten waarop ik niet in de buurt van dertig andere mensen ben en tijdelijk hyper doe.
“Hij was erg zenuwachtig.”
Geweldige feedback, Femke. Niet iedereen staat graag in het middenpunt van de aandacht, gij aandachts-junkie.
“Hij zei constant “Ge” in plaats van “Je”.
In plaats van te knikken sprak de lerares haar leerling tegen.
“Hoe bedoel je?”
“Ja, hij zei de hele tijd “Ge kunt” en zo in plaats van je.”
De lerares besloot dat het tijd was voor een les in Vlaamsche uitzonderingen. Ze wees de leerling er op dat zowel “Je” als “Ge” correct Nederlands zijn, want “Ge” is erkend als een Vlaamse variant. Ze bewees het aan de hand van één of ander gekleurd boekje en ik stond dus in mijn recht.
Daar staat ge dan met uw mond vol tanden, hé David. Gij dacht het weer beter te weten, met uw dom Veredeld-Dorp dialect. Loemp vjaas…
Kortom, ik spreek maar een klein beetje dialect. Indien ge toch het belang van uw dialect aan mij wilt duidelijk maken: neem uw boodschap op in uw eigen dialect en verstuur ze naar mij op het bekende adres. Niet dat ik er naar ga luisteren, want ik versta er toch niks van.